Het Aartsbisschoppelijk Paleis, het was jaren geleden dat Fuser zich hier nog had vertoond. Niet uit onvrede noch uit desinteresse, enkel had hij woelige tijden gekend en had hij zich daardoor ook wijselijk teruggetrokken ter bezinning bij een verre kloosterorde. Doch had de prior hem nadrukkelijk en veelvuldig verzocht om zijn verleden niet te vergeten en, als Jah de tijd rijp vond, dat Fuser zich terug in het Graafschap Holland en de daar bijhorende instituten terug te vertonen. Vertrouwen had Fuser normaal in overvloed al had de laatste veldslag die hij gestreden had toch enige deuken in het ijzeren harnas van zijn ego geslagen waardoor hij toch met enige zenuwachtigheid het Aartsbisschoppelijke Paleis opzocht.
Eens aangekomen trachtte hij zijn rug toch wat te rechten, zijn borst vooruit te plaatsen en zijn keel lichtjes te schrapen vooraleer hij aan de poorten verscheen en de wachter aan te spreken.
Gegroet wachter. Vergeef me dat ik uw gelaat niet meteen kan thuisbrengen, het is al enige tijd geleden dat het mijne hier immers ten tonele verschenen is. Maar wilt u zo vriendelijk zijn om de aankomst van een oude Eerste Aartsdeken van Utrecht, Ridder Fuser Thucycides Ooms aan te kondigen?
Waarop Fuser welgemeend en nederig het hoofd boog vanop zijn paard en tegelijk aanstalten maakte om af te stijgen. De reden van zijn bezoek liet hij nog even achterwege, de Kerk van Holland bestond misschien nog uit geestelijken waar hij nauw mee had samengewerkt waardoor zijn naam voldoende zou zijn. De keerzijde was wanneer dit niet het geval zou zijn het best een mogelijks moeilijke bedoening zou worden daar indertijd schilderijen en portrettering niet zijn favoriete bezigheid was.