Kerkelijke Provincie Keulen
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.

Kerkelijke Provincie Keulen

De Kerkelijke Provincie Utrecht
 
IndexPortaleZoekenLaatste afbeeldingenRegistrerenInloggen

 

 Hagiografie van de Aartsengel Saint Georges

Ga naar beneden 
AuteurBericht
Nikolaj Rostov
Overleden
Nikolaj Rostov


Aantal berichten : 1123
Registration date : 04-07-08

Hagiografie van de Aartsengel Saint Georges Empty
BerichtOnderwerp: Hagiografie van de Aartsengel Saint Georges   Hagiografie van de Aartsengel Saint Georges Icon_minitimevr maa 25, 2011 11:10 am

Citaat :
Hagiografie van de Aartsengel Sint Georges

I Vriendschap

De bliksem sloeg in, niet ver hier vandaan. De geschrokken kinderen nestelden zich dieper in de armen van hun wenende moeders, die de Almachtige om medelijden smeekten. De mannen waren woedend en ze beschuldigden elkaar voor wat er gebeurd was. Zes dagen lang waren de elementen met oerrazernij losgelaten op de stad Oanylone. Een inktzwarte hemel, beladen met dreiging, drukte met al haar gewicht op de verdorven stad. Tussen de kleine groep die hun toevlucht zocht in de graanschuur, die al tijden geleden leeggehaald, zat vrees naast woede, furie naast wanhoop. Een man die God niet meer uitlachte, toen Hij de vernietiging van de stad had aangekondigd. Een vrouw die eindeloos, vol schaamte, terugdacht aan haar luxueuze orgieën met zoveel verschillende mannen en vrouwen, dat ze, ze niet allemaal kon tellen. Een jongeman die had genoten toen hij de schedel van zijn kleine broer kapot had geslagen, probeerde zichzelf te redden door de kinderen in de kleine kamer gerust te stellen. Iedereen wist waarom ze waren gestraft, maar geen enkele durfde het toe te geven; sommigen probeerden zelfs anderen de schuld te geven, in de hoop dat hun eigen zonden vergeten zouden worden.

Een snijdende windvlaag forceerde de deur open en vulde het zwakke gebouw met ijzige wind. De fundering trilde toen de donderslag de bliksemschicht beantwoordde met oorverdovende kracht. En toen, stilte. De tornado brulde nog steeds en de donder echode nog, maar zes dagen lang hadden de inwoners van Oanylone niets anders gekend. Nee, de stilte was niet van de natuur, maar van de mensen. De vluchtelingen waren met stomheid geslagen, verlamd van angst, toen ze de schaduw in de deuropening zagen. Een man kwam binnen, hij was zo groot en massief dat hij moest bukken en zijn schouders in moest trekken om door de deuropening te kunnen. Een ruig gezicht en dikke baard waren nauwelijks zichtbaar in het halve licht. Zijn lange, zilveren haar gaf hem een aura van wijsheid, in sterk contrast met de grootte van zijn handen, die in staat leken om de hardste stenen tot stof te knijpen. Zijn lichtblauwe ogen zagen er versleten uit, maar leken toch een kinderlijk plezier te herbergen. De kolos was gekleed in een gestopt en versleten hemd. Een groot stuk textiel dat om zijn benen gewikkeld was, getuigde van zijn benadeelde positie. Hij glimlachte vlug en alle vluchtelingen zuchten opgelucht. Toen liet hij zijn holle stem horen:


“Zelfs wanneer hoop niet meer is, is er nog vriendschap.”

Een oude vrouw met een hard gezicht en een ijzeren wil, stapte naar voren en vroeg:

“En jij, vreemdeling, kom jij als een vriend? Want dit is de stad van mannen en vrouwen wiens woorden als honing zijn, maar wiens daden als gif zijn. Ze leven op bergen van goud en ze willen niets van anderen tenzij het hun op weg helpt in hun dwaze zoektocht naar rijkdom. Hun dorst voor rijkdom verteert hen zo, dat de levens van hun gelijken hun niets uitmaken.”

“Dat weet ik,” antwoordde de man. “Dat is de reden waarom ik ben gekomen. De rijkdom van het hart kan niet vergeleken worden met de rijkdom van deze basale wereld. Zullen ze hun bergen van goud met zich meenemen naar het volgende leven?”

“Nee, natuurlijk niet,” antwoordde de oude vrouw. “Maar zijn de rijkdommen van de wereld aan ons verboden? Moeten we als beesten leven om de rijkdom van de ziel te vinden?”

“Heeft het leven je geleerd om niet je linkerhand te gebruiken, omdat je al je rechterhand gebruikt?” Vroeg de man. “Het is net zo met de rijkdommen die God voor ons heeft geschapen. God, in Zijn liefde voor Zijn kinderen, heeft ons materiële rijkdom gegeven; moge ze van jullie zijn. Maar vergeet nooit dat er geen grote schat is dan vriendschap.”

Toen stond één van de jongemannen op en hij vroeg: “Maar wie ben jij, wiens woorden met wijsheid zijn gevuld?”

“Mijn naam is Georges,” antwoordde hij.

II Hebzucht

In de tussentijd, bovenop één van de zeven heuvels van Oanylone, beefde één man meer dan anderen voor de Goddelijke woede. Hij vreesde niet voor zijn leven, want dat was niet belangrijk voor hem. Hij was zo gehecht aan zijn bezittingen dat hij geen afstand van ze kon doen. Terwijl anderen mensen elkaar afslachtten en verkrachtten, roofde hij hun huizen leeg en vergaarde genoeg rijkdom om een heuvel te bouwen van edelmetalen, delicate stoffen en mals vlees... Hij besloot om een toren te bouwen die zo hoog, zo groot en zo stevig was, dat het zijn rijkdommen van de verlangens van andere kon beschermen. Hij huurde metselaars en soldaten in en beloofde hun ongeëvenaarde salarissen; de eerstgenoemden om zijn kasteel te bouwen en de laatstgenoemden om de paupers tegen te houden, de onterfden en verhongerden die zijn rijkdom wilden. Ze benaderden de heuvel, die verlicht werd in een gouden licht en appetijtelijke geuren. Alleen de metselaars mochten de rijkdommen betreden, zo dat ze zijn toren konden bouwen; maar zodra één van hun stopte met werken om toe te geven aan zijn hebzucht, werd zijn hart door de soldaten met duizend zwaardslagen geraakt. En de rijke man bejubelde dat hij zijn goederen kon beschermen tot aan zijn dood, de paupers en uitgehongerden bewonderend die zijn heuvel omsingelden en verlangend naar zijn rijkdommen keken. Deze man heette Beelzebub.

Geoges kwam aan bij de heuvel, gevolgd door alle ongelukkige mensen die zijn pad hadden gekruist. Toen ze de honing, melk, geroosterde vlees, zijde kleren en de kisten vol met edelstenen en metalen zagen, renden ze naar voren om hun deel te bemachtigen, Georges’ vermaning om zelfbeheersing negerend. De wachters ontblootten hun zwaarden en zaaiden dood tussen iedereen die de rijkdommen benaderde. Toen de slachting voorbij was en tranen het geschreeuw vervingen, benaderde Georges de soldaten met kalme en zelfverzekerde stappen. Eén van de soldaten, die extra fanatiek was, legde zijn zwaard onder Georges zijn kin, als een belofte voor het geweld dat zou volgen.

Maar Georges zei tegen hem:
“Waarom heb je die arme mensen gedood?”

“Ik word ervoor betaald.” antwoordde de huurling.

“En hoe veel ben je tot nu toe betaald hiervoor?” vroeg Georges.

“Niets. Heer Beelzebub zal ons een fortuin betalen, zodra zijn toren klaar is en zijn rijkdommen veilig opgeslagen zijn.” zei de soldaat zelfverzekerd.

“Dus je doodt in dienst van een persoon die slechts zijn rijkdommen wil behouden en jij gelooft dat hij zijn woord zal houden en je later zal betalen?” vroeg Georges.

“Dat klopt! Anders zou het slavernij zijn!” riep de soldaat, gretig om zo een vraag te horen.

Georges concludeerde: “In werkelijkheid, wie voor materiële rijkdom leeft, ten koste van de vriendschap die elk kind van God moet koesteren jegens zijn gelijken, verdiend geen vertrouwen. In plaats van te doodden om de hebzucht van zo een man te verdedigen, neem zijn rijkdom dat aan je voeten licht en geef het aan diegenen die het echt nodig hebben. God heeft deze goederen geschapen, zodat al Zijn wezens kunnen vinden wat ze nodig hebben, niet zodat slechts één persoon meer kan hebben dan anderen.”

Toen legden de wachten hun wapens neer; de metselaars staakten hun werk; de mensen kwamen dichterbij en ze deelden de rijkdommen naar ieders behoefte. Beelzebub schreeuwde in woede toen hij zijn rijkdommen zag verdwijnen, verdeeld onder de handen. Maar dit gebeurde tijdens de zevende dag van de Goddelijke straf van Oanylone en de Aarde begon te trillen. De half gebouwde toren viel omver en grote scheuren verschenen over de gehele heuvel, de rijkdommen opslokkend. De meeste mensen vluchtten, aangemoedigd door Georges. Maar sommigen bleven hun zakken vullen met wat ze ook maar konden vinden. Beelzebub vocht tegen iedereen die hij tegenkwam, zo woedend was hij dat hij alles verloren had. De heuvel nam langzaam af en Georges zag dat een kind in tranen was achtergelaten, zijn been klem onder een zware kist. Hij rende naar het kind, terwijl de grond beefde en op het punt stond in te stortten. Hij bevrijdde het kind, nam hem in zijn armen en probeerde in veiligheid te komen. Een paar andere mensen besloten hem te helpen in zijn hopeloze poging, maar de hele heuvel werd in een grote wolk van vuur opgeslokt in de ingewanden van de Aarde.

De mensen waren overweldigd van verdriet om het verlies van zulke vrienden. Ze vroegen zich af of God plezier schepte in het laten lijden van Zijn wezens. Maar ze begrepen het toen ze een zacht, rustgevend licht zagen schijnen vanuit het gapende gat. Wezens rezen op, gedragen door majestueuze witte vleugels, die rust en minzaamheid verspreidden. De mensen zagen zij die gestorven waren in de poging het kind te redden onder hun. Maar ze zagen vooral Georges, verheven tot de rank van Aartsengel, met het kind in zijn armen. Hij bracht het kind terug naar zijn moeder, ongedeerd, en toen vlogen ze allemaal naar de Zon, waar God hun opwachtte.


III De vele tongen

Er was een tijd toen Koning Hammurabi van Babylon om heel Mesopotamia vocht, om de Koning der Koningen te worden. Op een dag trokken zijn soldaten naar de stad Mari en staken het in brand. De mensen waren doodsbang en wisten niet hoe ze moesten ontsnappen. Toen kwam het wezen zonder naam en fluisterde iets in het oor van de Babylonische generaal, dat hij een schatting moest vragen aan ieder persoon, in ruil voor hun leven. Hoe meer iemand gaf, hoe kleiner de kans dat hij dood zou gaan. De rijke heren van de stad, dezelfde mensen die weinigen adviseerden behalve de Shakkanaku, de Koningen van de stad, kwamen als eerste met zware schatten gevuld met rijkdom. Maar er was ook een oude vrouw, wiens enige rijkdom een paar granen van tarwe was. De huurlingen lachten in haar gezicht en zeiden dat zo een gift een belediging was voor de Babylonische generaal. Ze trokken hun zwaarden en kwamen op de oude vrouw af, klaar om haar aan het zwaard te rijgen. Maar een lange man met een zilveren baard kwam tussenbeiden. Eén van de soldaten hief zijn zwaard, maar kon de man niet neerslaan, alsof hij door een onzichtbare kracht tegen werd gehouden. De man opende zijn mond en verklaarde:

“Waarom zou je deze vrouw neerslaan? Terwijl de rijke heren van Mari onnoemelijke rijkdommen achterhielden, gaf zij alles wat ze bezat. Jullie bespotten haar gift, maar ze gaf haar essentie, terwijl de heren slechts hun overtollige rijkdom gaven. Pak het graan en neem het met jullie; ze zullen zwaar op jullie hart wegen op in de Hel op de Maan.”

Toen liep de man naar de kisten en verdeelden het bezit tussen de armen en hongerigen van Mari. De wachten wisten niet wat ze met deze ongewapende man aanmoesten, die niet aangeraakt kon worden en wiens kracht in de wijsheid van zijn woorden lag. Verslagen braken ze hun kamp op en keerden terug naar Babylon. De reis naar deze machtige stad was lang. De hitte was intens en de lucht langs de kanalen en oevers van de Euphrates was vochtig. Maar toen ze eenmaal arriveerden, waren ze verbaasd om de man met de zilveren baard hun op te zien wachten aan de voet van de gigantische muren.

De generaal vroeg hem: “Wie ben jij, die met zulke wijsheid spreekt?”

“Ik ben George de Aartsengel, bescheiden dienaar van de Enige God, Wie jullie vergeten zijn voor legioenen van valse goden en een leven vol zonde,” antwoordde hij. He voegde eraan toe: “Volg me naar de Ziggurat en je zult met eigen ogen het oordeel van God zien, zoals ik het zelf lang gelden ook zag.”

De generaal en zijn soldaten volgden de Aartsengel naar de voet van de gigantische getrapte toren, bedekt met bloeiende platen, bewijs van de almacht van Koning Hammurabi van Babylon.

Georges hief zijn armen op en verklaarde:
“De kinderen van God hebben altijd dezelfde taal gesproken, omdat broers en zussen elkaar moeten verstaan om elkaar lief te hebben. Maar vandaag scheuren ze zichzelf los van elkaar, want ze zijn hun Vader en Zijn liefde vergeten. Er zal een dag komen wanneer de profeten elkaar opvolgen om mensen te herinneren waar ze vandaan komen en waar ze naartoe zullen gaan. Tot die tijd zullen jullie niet beoordeelt worden aan de hand van jullie geloof, maar aan de hand van jullie liefde voor de wereld om jullie heen. Leer het kennen en je zal het leren liefhebben. Om dit voor elkaar te krijgen, heeft God in Zijn genade besloten om de wereld van Zijn kinderen te verdelen in vele tongen, zodat jullie moeite moeten doen om elkaar te ontdekken.”

En Sint Georges bracht zijn armen omlaag en de toren ziel in een grote wolk van stof. Van die dag aan was het woord van de kinderen van God veelvuldig en we moeten van elkaar leren om te kunnen leven. Op die manier begrijpen we dat onze verschillen misleidend zijn en dat we allen broeders en zusters zijn.

Vertaald door Grigori op den XXII van de maand maart van het jaar onzes Heren MCDLIX
Terug naar boven Ga naar beneden
 
Hagiografie van de Aartsengel Saint Georges
Terug naar boven 
Pagina 1 van 1
 Soortgelijke onderwerpen
-
» Hagiografie van de Aartsengel St. Michel
» Hagiografie van Sint Gabriel, de Aartsengel
» Hagiografie van Sint Galadrielle, de Aartsengel

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Kerkelijke Provincie Keulen :: De Bibliotheek :: Scriptorium-
Ga naar: